Tenzij u de voorbije weken op Mars vertoefde, kan het u niet ontgaan zijn. De klimaatdiscussie woedt in ongeziene hevigheid. Ik heb echter de indruk dat de intensiteit van het debat niet evenredig is met de factuele en analytische inhoud ervan. Er vliegen veel losse flodders en boude beweringen in het rond, maar als het er op aankomt meer concrete inhoud aan analyse en beleidsvoorstellen te geven, blijven de mappen toe. Vooral Groen blinkt daarin uit.

Voor alle duidelijkheid nog even dit: er is vandaag niemand meer, zeker niet bij de N-VA, die er aan twijfelt dat er ernstig werk moet gemaakt worden van een intensief klimaatbeleid. Een beleid dat op de eerste plaats gericht is op de reductie van CO2. Tot u spreekt dus geen klimaatnegationist maar een wel een klimaatrealist, beter nog: een ecorealist. Om de klimaatdoelstellingen te halen, moet er gezocht worden naar middelen die het minst disruptief zijn voor de tewerkstelling en de welvaart van de mensen, en die ook geen loodzware hypotheek leggen op de publieke financiën. Als het er voor sommigen om te doen is - en die indruk bestaat écht - om via het klimaatdebat ons economisch en maatschappelijk bestel totaal op zijn kop te zetten, dan wordt het tijd dat ze dat ook luidop zeggen. Dat zou al een flink stuk van de maatschappelijke discussie helder zetten.

Maar ondertussen domineren vaagheid en sloganisme het klimaatdebat. Groen!- voorzitter Meyrem Almaci haalde in het Terzake-debat met Bart De Wever een drietrapsraket boven: eerst een belastingverschuiving, dan een intense taxatie van de vervuilers en tot slot de verplichting voor de banken om in klimaatprojecten te investeren. Enige reflectie over deze drietrapsraket roept een waslijst aan vragen en bedenkingen op. Ik hou de belastingverschuiving tot laatste en begin met de twee andere elementen.

De vervuiler betaalt. Gezond principe. Dus accijnzen en btw op benzine en diesel fors omhoog? Blijven die prijsverhogingen dan in of uit de index? Als ze in de index blijven, komen er dan maatregelen om de werkloosheid die zal volgen op de loonescalatie (indexkoppeling) op te vangen? Hoe gaat de financiering van die maatregelen lopen? Krijgen lagere lonen en vervangingsinkomens een compensatie? Wie betaalt dat? Gaan we de zwaardere belasting van ondernemingen laten afhangen van wat de buurlanden doen? Of spelen we haantje de voorste en aanvaarden we het verlies aan jobs, investeringen en inkomen? Ik zou graag duidelijkheid willen over één en ander. Om dan een gefundeerd oordeel te kunnen vellen.

Bankkredieten dan. De geschiedenis leert dat het zelden, zeg maar nooit, een goed idee is om beslissingen inzake kredietverlening van politieke besluitvorming te laten afhangen. Trouwens, hoe zou men dat gaan doen bij banken in handen van privé-aandeelhouders? De bereidheid van kapitaalverschaffers om zich nog in banken te engageren, zou bij een dergelijke politieke ingreep wegsmelten als sneeuw voor de zon. De overheid kan uiteraard reglementeringen uitwerken en fiscale prikkels installeren die klimaatprojecten aantrekkelijk maken en alzo indirect bankkredieten aanzuigen. De ultieme beslissing over kredietverlening moet echter absoluut buiten de directe invloedsfeer van de politiek gehouden worden, ook bij staatsbank Belfius.

En dan de belastingverschuiving. Almaci bleef er vaag over, maar Tarik Fraihi, politiek directeur van Groen en algemeen voorzitter van het Vermeylenfonds, lichtte al een tipje van de sluier. In een tribune in De Morgen trok Fraihi het afgelopen weekend nog eens zwaar van leer tegen de bedrijfswagens. Het is dus zonneklaar dat Groen! daar een pak geld wil gaan halen. De fiscale bevoordeling van de bedrijfswagen kost de fiscus jaarlijks bijna twee miljard euro, zo blijkt uit een recente analyse van het Planbureau .

Dat het regime van de bedrijfswagens in België uit haar voegen groeide, kan moeilijk betwist worden. Tegelijk lijkt men zeker bij Groen! totaal geen rekening meer te houden met de origine van dit systeem. De fiscale aftrek voor de bedrijfswagen zag het levenslicht naar aanleiding van de pan uit swingende loonkosten én belastingen op arbeid. Door die double whammy werden loonsverhogingen voor ondernemingen onbetaalbaar (of gaven ze aanleiding tot saneringen en afdankingen) en zagen werknemers slechts een schijntje van die kost netto in hun loonzakje terug.

Ingrijpen in de fiscaliteit van de bedrijfswagens betekent dus dat men gaat raken aan het netto loon en dus de koopkracht van alle betrokkenen. Zelfs indien men er zou voor kiezen volledig te compenseren in de personenbelasting blijft er een groot probleem. Diegenen die vandaag met een bedrijfswagen rijden vertegenwoordigen plus minus 10% van alle werknemers, terwijl een punctie in de personenbelasting voor alle werknemers zou spelen. Men haalt dus middelen weg bij een kleine groep om ze te verdelen over een veel grotere groep. De kleine groep dreigt van zo'n operatie dus de dupe te worden. Voor ons kan sleutelen aan het statuut van bedrijfswagens enkel onder de strikte voorwaarde van vergoeding in cash voor diegenen die hun voordeel geheel of gedeeltelijk verliezen.

Ook over haar andere opties is de N-VA duidelijk. Om de energiebevoorrading te verzekeren, de prijzen redelijk te houden en de CO2-uitstoot onder controle te houden, zal men de jongste kerncentrales langer moeten openhouden. Fiscale en reglementaire ingrepen om tot gedragsveranderingen te komen, dienen aan een strikte kosten-baten-analyse te worden onderworpen.

De silver bullets, zijnde de veranderingen die écht het verschil gaan maken, zullen uit onderzoek en ontwikkeling moeten komen. Op het lijstje met realistische én veelbelovende perspectieven prijken dan bijvoorbeeld de CCS-technologie (carbon capture and storage), het MYRRHA-onderzoek inzake kernenergie, biotechnologische vooruitgang (zeewier in veevoeder, hogere resistentie gewassen, ...) en energie-opslag.

Met die mix kunnen we vooruit, en kunnen we mensen en bedrijven een realitisch perspectief bieden.